Oefeningen

in Rusteloosheid

I.M.

Ik nam een slok verdunde appelciderazijn en trok een trui aan. Het eerste schijnt te helpen tegen reflux, het tweede tegen de kilte van een valavond op het kerkhof. De auto parkeerde ik aan de zijingang. Ik voelde me een bankovervaller die na een blitzbezoek er zo snel mogelijk vanonder wil muizen. De motor liet ik niet draaien.

Zoals steeds was het even zoeken. In de dood zijn we immers allemaal gelijk en al zeker als het begint te schemeren. Tussen de Guillaumes, Rosalies, Alphonsen en Georgettes zocht ik mijn weg naar die ene naam die er voor mij toe deed. Al kon ik de solidariteit wel appreciëren van zoveel begraven verdriet. Ik liep voorbij het perk met het monument voor de “terechtgestelden, geëxecuteerden, onthoofden, gehangenen, gemartelden en vermoorden”, en las met verbazing het in steen gebeitelde opschrift dat weinig aan de verbeelding overliet. – Misschien zo gek nog niet. De hartaderbreuken, de suikerzieken, de herseninfarcten, de geëuthanaseerden, ieder heengaan een eigen veld.

Daar was je dan. Het zwart marmeren laken lag er strak bij, de reliëfletters glommen en de chrysanten concurreerden met de kleurrijke herfstbladeren voor het oog van de toevallige passanten. Ik vertelde je dat het goed ging met al je kleinkinderen en ook wat ik net had bedacht aangaande “ieder heengaan zijn eigen veld”. Dat zou je grappig hebben gevonden. Een antwoord bleef uit en dus snoot ik mijn neus en slikte een scherf reflux weg. Tot later, mompelde ik en vertrok naar de uitgang.

Links van het grindpad zat een jonge man in winterjas geknield voor een wit houten kruisje. – Het ene verdriet is het andere niet. Ik treur om wat voorbij is, hij om wat nooit komen zou. – De vader (daar ging ik vanuit) arrangeerde het molentje en de theelichtjes zo dat wind wel én niet in het spel kwam. Voor je kind zorgen, het blijft een leven lang behelpen.

oude grafzerk tegen een muur met achter die muur een hoge verlichtingspaal. Lamp brand tegen een grijs bewolkte lucht

Zin in meer?