Ik kwam een jeugdvriend tegen. Na onze studententijd waren we elkaar uit het oog verloren.
‘Man, hoe lang is dat niet geleden! Hoe gaat het?’, vroeg hij.
‘Goed,’ antwoordde ik. Ik kon toch moeilijk de waarheid vertellen.
‘Zullen we wat gaan drinken? Ik heb wel zin in een koffie.’
Ik had zin in iets sterker. Op het terras van de Punto waren nog tafeltjes vrij. Hij liep naar binnen en ik nam plaats. Even later zaten we tegenover elkaar met een dampende huisblend en een Lotus Speculoos. We keken mekaar aan en probeerden de tijd uit te gommen, de haarlijn te herstellen, de rimpels te vullen. Hij schoof het koffiekoekje mijn richting uit.
‘Toch niet op dieet?’, vroeg ik. Het viel me nu pas op hoe mager hij was. Ik kreeg onmiddellijk spijt van mijn vraag. Stel nooit een vraag waar je het antwoord niet op weet. Dat leert ons elke advocatenserie. Misschien lag een enge ziekte aan de oorsprong van zijn magerzucht, of had hij een eetstoornis ontwikkelt. Ik wilde me excuseren en hem zeggen dat het mijn zaken niet waren, maar hij was me voor.
‘Ik loop marathons.’
Hij zei het alsof daarmee zijn hele wezen werd samengevat.
‘Ik heb na mijn scheiding mijn job opgezegd, alles verkocht wat niet noodzakelijk was en twee stacarvans gekocht, één in Leuven en één in Mechelen. Sindsdien loop ik elke dag van de ene naar de andere stacaravan … Behalve op maandag dan doe ik de was en kijk Netflix.
Ik keek hem verbouwereerd aan en nam een slok koffie. — ‘Wist je dat Lotus Speculoos vanaf dit jaar Lotus Biscoff heet?’ wist ik ten slotte uit te brengen