In de zomer van 1982 heerste het sambavoetbal over de pleintjes. De Goddelijke Kanaries grepen dan wel naast de wereldtitel, voor ons jongens van 12 waren zíj de enige denkbare winnaar. Op het grasveld achter de Don Bosco kerk speelden we elke dag het wereldkampioenschap. De eindzege lag op voorhand vast. Ook toen al had de werkelijkheid geen verhaal tegen jongensdromen. Ik wilde Zico zijn maar stond te laag in de pikorde. Gelukkig was er exotische talent op overschot. Ik werd die zomer: Sócrates Brasileiro Sampaio de Souza Vieira de Oliveira en speelde zoals de naam van de tong rolt, wervelend, ongrijpbaar als een vallende zijden sjaal.
Als je je kind Sócrates noemt, hoop je waarschijnlijk: als hij maar geen voetballer wordt. Voetballers luisteren immers naar namen als Pelé, Zico, Diego, Zidane, Pirlo, Lukaku, Messi, Ronaldo … niet naar Só-cra-tes. – Met Sócrates ga je voor een doctorstitel, word je arts, advocaat, filosoof.
Sócrates Brasileiro Sampaio de Souza Vieira de Oliveira was dan ook een voorbeeldige zoon en ging geneeskunde studeren, maar met evenveel gemak schopte hij het tot kapitein van het Braziliaanse elftal. Geen idee hoe hij als dokter was, als aanvallende middenvelder was hij een Goddelijke Kanarie.
In 2011 trekt een kort artikel in de krant mijn aandacht. Sócrates, oud-kapitein van de Braziliaanse nationale ploeg is overleden. 57 is hij geworden. De drank werd hem fataal.
Tja, kanaries worden nu eenmaal niet oud, ook goddelijke niet. In mijn herinnering zal hij nooit ouder dan 12 zijn.