Onder een donker deken vol gaten
aan de rand van een zee
wacht ik in mul zand
rillend,
op een schuit,
vol vreemden,
berooid van al wat broos en dierbaar –
al wat mijn.
Slaap ben ik verleerd.
Het kleinste geluid is verwachting.
Keer op keer
grijpt mijn roep naar de wind: draag mij
als een vallend blad naar de overkant.
Neem me mee!
dobberende waterkans
storm in mijn hoofd
deinende hoop
neem me mee
eem em meen
neem me mee
eem em meen
neem me mee.
Zee. Wind.
Zeewind! Zijwind!
Zee wint?
Ik laat je achter,
land van mijn huid,
dat getooid met pluimen van rook,
is ontwaakt in een gitzwarte nacht
waar spraak gedempt tot fluistering zondige gedachten zijn.
Ik volg mijn radeloos-zijn door onbekend gebied,
ver van mijn dromen en verlangens
op zoek naar dromen en verlangens
naar een land zonder rood zand
een plaats –
waar ik mijn schoenen kan zetten
waar de hond zich niet wakker blaft.
Ik laat je achter, huid van mijn huid
met gootjes op je kinderwangen
en een stofmuts op je hoofd,
en als mijn graf onder mijn spiegelbeeld ligt
kom me dan niet achterna,
maar als ik woon waar mensen wonen
raap je dan op en recht je rug
stap in mijn versleten schoenen
naar de overkant, en
krijt op het schoolbord –
grijp naar de toekomst,
zoals ook ik eens naar de wind greep
en leef mijn –
uitgesteld leven.
Hoe het moet zijn om in een vluchtelingenkamp te (over)leven kunnen we ons inbeelden dankzij het boek ‘Jungle’ van Ann Lamon. Vanuit haar ervaring als hulpverlener vertelt ze hoe onmenselijk hard en tegelijkertijd verbazend verbonden deze wereld is. — Een aanrader!
ISBN 978 94 6001 720 9
Uitgeverij Vrijdag