Wanneer je ruim vijftig jaar in je eigen hoofd woont, zouden er geen geheimen meer mogen zijn. Toch leerde ik afgelopen jaar iets bijzonder over mezelf. – Wolken fascineren me mateloos. Mijn belangstelling is puur vormelijk, esthetisch zo je wilt, niet metrologische van aard. – Ik ben me vanzelfsprekend al langer bewust van dit weerkundig verschijnsel, maar tot vorig jaar waren ze niet meer dan een detail in het dagelijkse decor dat zich toont aan iedereen die de moeite neemt op te kijken.
Tijdens de lange autorit naar het zuiden, ergens in de Bourgognestreek, valt me plots op hoeveel wolken er tegen de hemel opeengepakt zitten. Alsof Frankrijk net zoals met drink- en bluswater ergens een enorm reservoir aanlegt met als doel andere regio’s te bevoorraden wanneer er wolkenschaarste dreigt. – Aan de Côte d’Azur is die schaarste onvermijdelijk. Zee en lucht lopen in mekaar over in een eindeloos canvas. Van diep petroleum over dansend azuur naar korenbloemblauw. Oneindig veel schakeringen en geen wolkje aan de lucht.
Tot op een druilerige ochtend vanuit het niets een wolkentapijt vanaf de horizon het binnenland in schuift. De zee is vlak, tam en grauwblauw, langgerekte wolkenrepen glijden als een millefeuille over het land. Dankzij Monty Python’s Flying Circus weet ik dat de hand van God elk moment met vermanende vinger doorheen het wolkendek kan priemen. – Het mirakel blijft uit. – Voor een atheïst als ik zijn dergelijke fenomenen niet weggelegd. Ik keer terug naar de keuken van ons vakantiehuis, steek mijn ongelovige hand door het schuim in de afwasbak en haal de bordjes van het ontbijt boven.